| Gezinsblad |
|
Frederik Willem Zeijlmans van Emmichoven, geb. 23 nov 1893 te Helmond, Provincie Noord-Brabant, ovl. 18 nov 1961 te Kaapstad, Zuid Afrika, beroep(en): dr geneeskunde, psychiater, voorman anthroposophische beweging, directeur rudolf steinerkliniek den haag, zoon van Petrus Cornelis Zeijlmans van Emmichoven en Emma Malsch De opvoedkundige taak. der Anthroposophie Dr. F. W. Zeylmans van Emmichoven PRIJS 10 CENT De opvoedkundige taak. der Anthroposophie *)*) Dr. F. W. Zeylmans van Emmichoven De tijdsomstandigheden waarin wij leven leggen ons de zware plicht op ons te bezinnen op.de middelen waarmee werkelijk blijvende waarden aan onze beschaving kunnen worden toegevoegd. Tegenover het vele wat met vernietigend geweld onze samenleving binnendringt, kunnen geestelijke en moreele krachten, als opvoedende factoren, het noodige tegenwicht geven. Zulk een opbouwende factor kan in de eerste plaats de opvoeding zijn; de opvoeding van het kind zoowel als de zelf opvoeding van de volwassene. Voor beiden wees Rudolf Steiner's Anthroposophie nieuwe en belangrijke wegen. Twee dingen zijn bij de opvoeding van het kind van de grootste beteekenis. In de eerste plaats dat het kind zóó opgevoed wordt, dat het een juiste verhouding tot zijn omgeving, dat is de huidige samenleving, krijgt; in de tweede plaats dat het tegelijkertijd de diepe verbondenheid met de wereld waaruit het stamt, de goddelijk-geestelijke wereld, niet verliest. Op beide dingen komt het aan, maar vooral op de juiste verhouding tusschen beide. Men is maar al te zeer geneigd het kind zóó op te voeden, dat het door en door een "kind van zijn tijd" wordt, dat het geheel thuis is in alles wat de moderne cultuur te bieden heeft. Voor velen geldt dit als een ideaal. Het gevaar dreigt dan echter, dat de werkelijke geestelijke kern, die in ieder menschelijk wezen als een goddelijke vonk ontbrandt, op den achtergrond geraakt. Anderzijds bestaat het gevaar, dat men het kind Zóó opvoedt, dat men weliswaar de aandacht richt op de groote waarde van het innerlijke en geestelijke in den mensch, maar dat het kind daarbij een vreemdeling in zijn eigen tijd wordt. Om de juiste weg te kunnen vinden is het voor alles noodig de ontwikkelingswetten van het kind te kennen. Dit is alleen mogelijk met behulp van een beschouwingswijze die het geheele wezen van den mensch omvat, dat wil zeggen lichaam zie1 èn geest in hun onderlinge verhouding en hun uiterlijke samenhangen. Uit een bovenzinnelijke wereld komende, treedt het kind door de poort van de geboorte de aarde binnen. Zijn geestelijke persoonlijkheid vereenigt zich met het lichaam, dat voorbereid en opgebouwd wordt in de stroom der erfelijkheidskrachten. Het kind vertoont bij de geboorte dan ook nog alle kenmerken van zijn goddelijken oorsprong. Het draagt de signatuur van de hemelkrachten in zijn geheele verschijning. Eerst langzaam opent hÚt zich voor zijn aardsch_ omgeving, geheel en al overgegeven aan de beelden, die door de poorten van de ziel, de zintuigen, binnenstroomen. Het kind leeft jarenlang hoofdzakelijk in de waarneming. Met zijn gehèele willende en belevende ziel is het actief in de zintuigsfeer. Daarom is het voorbeeld in deze eerste levensperiode het juiste opvoedingsmiddel. Zoowel het uiterlijke als het innerlijke voorbeeld. Niet alleen wat men doet, maar ook wat men denkt en voelt heeft onmiddellijk invloed op het kind. Voor ouders en opvoeders is het van het grootste belang dit te weten, omdat men nu eenmaal leeft in een tijd waarin een zekere vluchtige, oppervlakkige, soms cynische levenshouding zÚÚr gewoon wordt geacht. Voor een kind is dit alles vergif. Deze eerste periode, waarin het voorbeeld de opvoeding beheerscht, duurt tot aan de tandwisseling. Wanneer het kind gedurende dien tijd een speelschooltje bezoekt, geldt dáár hetzelfde als thuis. Leeren, in de gewone zin van het woord, is daar niet op zijn plaats. Het kind leeft en speelt in.een omgeving waarin vroolijkheid en schoonheid, gedragen door een diepe, innerlijke religieuze gezindheid aanwezig moeten zijn. Bij die religieusiteit komt het natuurlijk niet op de geloofsrichting aan, maar wel op de innerlijke stemming en de oprechtheid. Mèt de tandwisseling komt het kind in een tweede ontwikkelingsphase. Het kan nu naar de werkelijke school om zich daar die vermogens eigen te maken, die in onzen tijd iedereen noodig heeft. Een deel van de krachten die het jonge organisme opbouwden, is nu vrijgekomen en kan worden gebruikt voor het onderwijs. Wat voor krachten zijn dit? Het zijn dezelfde krachten, die aan de opbouw der organen werkten, als plastische krachten, als vormkrachten. Als scheppingskrachten dus, in wezen. Deze krachten zijn kunstzinnig van aard, zooals men kan aflezen aan de natuur, die ook schept als een kunstenares, wanneer zij de duizende planten en bloemen, volgens de wetten van schoonheid en harmonie geboren laat worden. De opvoeding van het kind moet in deze periode als een kunst worden beoefend. Ieder vak, zoowel het schrijven als het rekenen, de taal, de geschiedenis en de aardrijkskunde, moet uit, ware kunstzin worden geboren, zoodat het opgroeiende kind er zich volgens zijn eigen, innerlijke wetten mee kan verbinden. Natuurlijk is het niet de bedoeling om van ieder kind een kunstenaar, in den gewonen zin, te maken. Het gaat er om te herkennen van welken aard de krachten zijn die in deze periode overheerschen.En dat zijn de kunstzinnig-scheppende, de rythinische krachten, die zich verbinden willen met alles in de wereld wat zich door schoonheid en innerlijk rythme aankondigt. De opvoeder moet dit vermogen zóó weten te hanteeren, dat het kind er door in verbinding komt met alles wat het noodig heeft. Met de puberteit treedt het kind weer in een nieuwe phase binnen. Gewoonlijk wordt de geslachtsrijpheid bij de beschrijving van deze nieuwe periode op den voorgrond geplaatst. In wezen is die slechts een onderdeel van het geheele ontwikkelingsproces dat wordt doorgemaakt. Het kind wordt nu rijp ten opzichte van zijn aardsche omgeving. Beter zou men spreken van een aarderijpheid gepaard gaande aan een bepaalde lichamelijke ontplooiing. Nu eerst is het intellect zoover vrijgekomen van de organische ontwikkelingsprocessen dat het zelfstandig gebruikt kan worden. Tegelijk begint zich ook de wil op de aarde te richten, zoodat het nu op de juiste verbinding van intellect en moraliteit aankomt. Dit zijn slechts enkele gezichtspunten, die voor belangstellendÚn nader te bestudeeren zijn in verschillende werken van Rudolf Steiner. We noemen hier in de eerste plaats het kleine inleidende werkje: öDe opvoeding van het kindö, dan ook de “paedagogische cursusö, die door Rudolf Steiner in Arnhem in 1924 werd gehouden. De eerste school, die volgens deze gezichtspunten werd ingericht en geleid, was de "Vrije Waldorfschool" in Stuttgart. Naar dit voorbeeld werd een groot aantal scholen in verschillende landen opgericht. In ons land wordt deze methode toegepast op scholen in Den Haag (de Vrije School), in Amsterdam (de Geert Groote School) en in Zeist, terwijl verschillende speelschooltjes in die genoemde plaatsen bestaan. Wie naar de resultaten vraagt, mag niet vergeten het volgende te bedenken: Men kan dagelijks hooren hoe vele menschen zich in zeer critischen zin over onze maatschappij uitlaten. Zij zijn van meening, dat vrijwel niets in die maatschappij deugt, dat alles anders zou moeten. Wanneer zulke menschen dan voor de pvoeding van hun eigen kinderen komen te staan, dan is hun eerste vraag of ze op school wel klaar gemaakt zullen worden voor de maatschappij, voor diezelfde maatschappij die ze tevoren zo scherp critiseerden. Het zou dán toch consequenter zijn om een school die dát zou doen even scherp te veroordeelen als men het de maatschappij doet. Belangrijker is de vraag of de school aan de kinderen gelegenheid biedt de krachten van den geest in zich zoo te ontplooien, dat ze de voor hun leeftijd vereischte verstandelijke en moreele ontwikkeling krijgen, terwijl bovendien het gevoelsleven niet is verstard of vervlakt, maar zich vol en levend heeft ontplooid. Want alleen kinderen waarbij dit het geval is, kunnen nog met idealen, met scheppingskracht en met moreele impulsen deze maatschappij betreden. Zoo dikwijls beklaagt men zich in onzen tijd over het geringe initiatief, wat bij onze jongeren aanwezig is. Hoe noodig is een opvoeding waarin de kracht van het initiatief, die in ie.der kind in. hooge mate leeft, wordt bewaard en verder ontwikkeld! Wat de opvoeding voor het kind is, moet de zelfopvoeding voor de volwassene zijn. Maar al te licht is men geneigd te vergeten, dat men als mensch voortdurend een wordingsproces heeft door te maken. De belangrijkste ontwikkelingsphase van het leven ligt eerst ná de schooljaren. Deze ontwikkelingsweg kan echter Ólleen in volle vrijheid worden gegaan. Met wat goeden wil en enkele gemeenplaatsen komt men hier niet verder. Evenals de schoolopvoeding nauwkeurig acht heeft te slaan op bepaalde wetten van ontwikkeling, zoo gelden ook voor de zelfontwikkeling een aantal elementaire regels. Door deze te verwaarloozen worden de grondslagen van het geheele innerlijke proces wankel. In de eerste plaats moet hier genoemd worden de wet van de eerbied. Goethe spreekt in zijn interessante, doch weinig gelezen boek "Wilhelm Meister" van de drievoudige eerbied, die reeds bij de kinderen zorgvuldig moet worden ontwikkeld, n.l. de eerbied voor wat boven ons is, voor wat onder ons is en voor wat om ons heen zich uitbreidt. Boven ons vinden we de goddelijk-geestelijke wereld, onder ons de aarde met de natuur en hare schepselen, om ons heen vinden we onze medemenschen met wie we ons in een ware geestelijke gemeenschap kunnen verbinden. Bij slechts weinigen is de eerbied een kracht, die hen op weg helpt om in alle verschijnselen en gebeurtenissen het ware, schoone en goede te herkennen. Het mag moeilijk lijken om in een tijd als deze, waarin zooveel vernietiging en zooveel geweld zijn te aanschouwen, een dergelijk positieve zielehouding te ontwikkelen. Hoezeer worden niet de menschelijke zielen heene en weer geslingerd in hun emoties en hun gevoelens van sympathie en antipathie. Deze gevoelens vertroebelen echter de zuivere blik van den geest. Door zich te oefenen om steeds positief te staan tegenover alles wat zich als waar, schoon en goed in alle levensverschijnselen openbaart. scherpt men zijn juiste onderscheidingsvermogen. De gevoelens worden dan geestelijk geobjectiveerd en innerlijk gelouterd. Van groote beteekenis is het om zich in deze chaotische tijden te oefenen om met de waarheid te leven. Waarheid is niet een dogma, een starre theorie of een eigen persoonlijke opvatting. Waarheid kan alleen ontstaan in de ziel, uit een levende verbinding met de geestelijke grondslagen van de werkelijkheid. Een dergelijke verbinding kan tot stand komen in het evenwicht en de innerlijke rust van de ziel. Het is daarom goed voor ieder mensch om zich oogenblikken van innerlijke rust te verschaffen, waarbij hij probeert een toeschouwer te zijn bij zijn eigen leven. Rudolf Steiner gaf in zijn werk: "Hoe verkrijgt men bewustzijn op hoogere gebieden" en in verschillende andere geschriften, talrijke aanwijzingen hieromtrent. Door een scholing van de, krachten der ziel, zooals die daar is beschreven, kan de mensch leeren zijn volle persoonlijkheid te ontplooien, opdat hij die des te beter in dienst kan stellen van zijn medemenschen. Want dát alleen kan het doel zijn van iedere innerlijke ontwikkelingsweg: de aldus verworven krachten in dienst te stellen van de lijdende menschheid. Zoo vullen opvoeding en zelfopvoeding elkander aan. Eerst door zelfopvoeding kan men als ouder of onderwijzer een goede opvoeder worden. Een betere opvoeding zal aan het opgroeiende kind meer mogelijkheden geven om zijn volle persoonlijkheid tot ontwikkeling te brengen. En, dit moge tot slot nog eens worden herhaald, aan niets heeft onze maatschappij meer behoefte dan aan zulke persoonlijkheden, die naar lichaam, ziel en geest ten volle zijn ontwikkeld en die bereid zijn om zich aan het heil der menschheid te wijden met alle kracht van hun initiatief, met hun volle liefde en met de lichtende klaarheid van hun geest. Anthroposophische Vereeniging in Nederland. Secretariaat: Madoerastr. 21, Den Haag, tel. 552960 School voor Geesteswetenschap. Administratie: Dedelstraat 1, Den Haag, tel. 110755 Bibliotheek van de Anthroposophische Vereeniging in Nederland. Anna Paulownastraat 14, Den Haag, tel. 332726 De Nieuwe Boekerij. Anna Paulownastraat 14, Den Haag, tel. 332726 met: Ingeborg Drooglever Fortuijn, geb. 14 okt 1898 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland, ovl. 21 jan 1960 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland, dochter van Pieter Drooglever Fortuijn en Helène Bruinier |
|
1) Johanna Veronica Zeijlmans van Emmichoven, geb. 28 nov 1922 te Poortugaal, Provincie Zuid-Holland, ovl. 14 nov 1995 te Zeist
met:
Jacob Kuilman, geb. 12 mrt 1902 te Nieuwe Niedorp, ovl. 13 feb 1986 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland, beroep(en): dr geneeskunde, kno arts |
|
2) Johannes Emanuel Zeijlmans van Emmichoven, geb. 5 aug 1926 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland Voorganger van een anthroposophische gemeente in Ersrode (Duitsland). met: R Dessaur |
|
3) Adelbert Johannes Zeijlmans van Emmichoven, geb. 11 nov 1929 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland, ovl. 8 sep 1973 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland
met:
E van der Most |
|
4) Zwaanhilde Elisa Zeijlmans van Emmichoven, geb. 11 nov 1929 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland
met:
Willem Anthony Engelbracht, geb. 10 jun 1925 te Soerabaja, ovl. 5 aug 1998 te 's-Gravenhage, Provincie Zuid-Holland, beroep(en): anthroposofisch arts |